Tagged blessure

‘Sukkel.’

Ik had op een andere reactie gehoopt, zoals: ‘Hè, wat vervelend nou.’

Of: ‘Wat balen! Is het erg?’

Desnoods: ‘Hoe heb je dat nou weer voor elkaar gekregen?’

Maar eerlijk is eerlijk, ik voel me ook wel een sukkel. Ik had net bekend dat de training van gisteren toch een beetje te veel was gebleken voor mijn linkerachillespees. Als een ezel met amnesie had ik me weer eens tegen dezelfde steen gestoten: te snel en te fanatiek mijn trainingen opbouwen. Vijftien minuten in een stevig tempo vond ik goed te doen. Daarna nog 3 snellere blokken van 4 minuten, dat bleek te veel.

Tijdens het lopen kon ik nog genieten van de polder met zijn knotwilgen, zwartbonte eiwitverstrekkers en een dichtbij dalende ooievaar. Later die dag werd de pees stijver. Voorafgaand aan de training had ik nog uitgeroepen dat ik verwachtte dat mijn lijf deze belasting wel aan zouden kunnen. Bij een beetje ezel waren toen alle alarmbellen wel afgegaan, maar deze hoogmoedige rende vrolijk door, doof voor al het gerinkel.

Het is hoog tijd dat de ezel in mij wat geheugentraining krijgt. Om dat te bereiken heb ik alleen een spiegel nodig. Ik heb besloten vóór elke training even in die spiegel te kijken. Niet uit ijdelheid maar om mezelf te vragen: Ga ik morgen blij zijn met deze training? Alleen bij een volmondig ‘ja’ ga ik op pad. Bij twijfel en bij ‘nee’, pas ik de training aan. Dat moet de ezel in mij behoeden voor nog meer blessures. Nu maar hopen dat de sukkel in mij de spiegel heel weet te houden.

Zeker geen ezel

Ik heb de laatste tijd een intense hekel ontwikkeld aan die dikke vriend van Asterix. Niet omdat hij zich steevast agressief opstelt jegens zwijnen en Romeinen. Niet omdat hij hypergevoelig doet over zijn omvang. Ook niet omdat hij permanent onder de doping zit en zelfs niet vanwege zijn intolerante uitlatingen over mensen met andere gebruiken (‘Rare jongens, die…). Ik vind die Obelix behoorlijk irritant vanwege zijn gewoonte om overal maar van die nutteloze keien achter te laten. Kies daarvoor een verlaten eiland midden in de oceaan waar toch niemand komt, maar zet ze niet op plekken waar ik aan het hardlopen ben. Want dan loop ik ertegenaan en stoot ik me. Geheid.

Mijn lopersloopbaan is er een van lekker lopen, overenthousiast raken, blessure, herstellen, lekker lopen, overenthousiast raken, blessure, …. Ik ben dan ook zeker geen ezel, want die hebben de naam zich niet twee keer aan dezelfde steen te stoten, terwijl ik de steen van overbelasting maar niet weet te ontwijken. Hoe braaf ik mijn krachtoefeningen ook doe, hoe voorzichtig ik ook opbouw, vroeg of laat volgt er weer een training waarin ik te hard of te ver loop met een paar dagen (of langer) verplichte rust tot gevolg.

Vorig weekend had ik weer zo’n te lange, te snelle trainingsloop. Al was deze training niet langer en amper sneller dan de duurloop van de week ervoor. Of het lag aan het herstelloopje van de dag erna, waar ik beter een dag rust had kunnen nemen. Hoe dan ook, het resultaat was een paar dagen last van mijn scheen – een blessure die me al heel wat maanden plaagt. Extra spijtig omdat het de laatste weken erg goed ging en ik me niet meer als ‘geblesseerd’ beschouwde, maar als iemand met ‘een scheen om voorzichtig mee te zijn’. Ik was zelfs van plan om tijdens de Overbetuweloop weer een echte wedstrijd te gaan rennen. Tot Obelix weer een menhir voor me neerzette om tegenaan te knallen.

Natuurlijk zijn mijn blessures niet de schuld van die vleesetende, intolerante, hoogsensitieve Galliër, maar aan mijn eigen loopgedrag. Meestal gedraag ik me verstandig, soms onbezonnen. Gelukkig is hardlopen leuk genoeg om na elke blessure terug te willen komen. Ik heb vandaag de benen – en vooral de scheen – getest en na een warming-up, een paar versnellingen en een rappe halve kilometer staat het looplicht weer op groen. Dus op naar de 5 kilometer van Elst met schoonbroer S. Ook hij is net weer hersteld van een blessure. Rare jongens, die hardlopers!