From Blog

Fladderiep

Zelden zo helder het kwartje horen vallen.

Met het oog op morgen besteedde aandacht aan het bomentekort in Nederland. Een medewerker van de zadenbank van Staatsbosbeheer legde uit dat er een grote vraag naar jonge bomen is. Presentator Chris Kijne wilde weten wat de populairste bomen en struiken zijn.

‘Fladderiep, winterwinde, kamperfoelie, zuurbes, meidoorn’, antwoordde de deskundige. De fladderiep kende Kijne niet: ‘Hoe ziet die eruit?’

‘Dat is eigenlijk een iep, die…’

En daar rinkelde het kwartje door de studio: ‘Oooh, een fladder-iep’. Terwijl de zadenbankman nog even verder-oreerde over de fladderiep (een schilderachtige kroon op latere leeftijd, prachtige herfstkleuren, onbereikbaar voor de iepziekte), leek de radioman – wellicht uit gêne voor zijn publieke ontdekking –  snel door te willen met het gesprek, weg van de fladderiep. Hierdoor bleef ik zitten met een vraag: waarom heet de fladderiep ‘fladderiep’?

Komt de boom oorspronkelijk uit het Friese dorpje Fladderiep waar op de hoogste terp een onterecht vergeten dichter is geboren? Is het een eerbetoon aan kale Fladde die elke dag in de deuropening van de plaatselijke boekwinkel ging staan en naar binnen riep: ‘Dit is een overval!’ Of is het een van grootmoeders beste gerechten: ‘Heeft u weer Fladderiep met kaneel en krenten gemaakt, oma?’ ‘Natuurlijk, lieverd.’

Ik kan het antwoord allicht online vinden, maar ik houd de fladderiep liever zoals hij nu is: schilderachtig, herfstig en onbereikbaar.

Pipi over mijn schoen

14 maart is pi-dag. Josine vierde dit feest met een Oulipo-schrijfopdracht op haar blog: ‘Schrijf een tekst die maximaal 314 woorden telt. Elk eerste woord van een zin of regel moet het woord ‘pi’ in zich hebben. Dit is mijn bijdrage:

Pipi over mijn schoen

Typisch gevalletje van misplaatst vertrouwen. Grappig ook, of ironisch eigenlijk. Piekerde er niet over mijn werknemers meer verantwoordelijkheid te geven. Gespierde taal overtuigde me ervan dat ze misschien toch…
‘Pipi doen,’ klinkt het plots uit de babyfoon. Pappiefoon zou dat ding moeten heten. Pappie moet immers steeds maar weer in actie komen.
Pissen die ondergeschikten van me nu niet lachend over mijn schoenen heen? Pik ik dat zomaar? Pikordes zijn er niet voor niets. Kippig eisen ze hun ‘rechten’ op maar we werken hier niet in een democratie.
‘Pipi doen!’ klinkt het nu iets dringender. Piepend van ongeduld trekt mijn zoon, die beneden aan het spelen is, de drukknoopjes van zijn rompertje los.
Spiritus Sanctus, dank namens deze pater dat U de wegwerpluier voor mijn filius heeft geschapen.
Piassen zijn het, dat ze mijn vertrouwen zo hebben beschaamd. Opium zit in hun woorden. Pinnige maar slaapverwekkende argumenten, daardoor heb ik me laten overreden.
‘Pipi komt!’
Spijt, ik heb spijt van mijn beslissing, een moment van onvergeeflijke zwakte. Hoofdpijn heb ik ervan gekregen. Pillen helpen er niet tegen, pitten noch pintjes. Epistels van mijn eigen chef, ongetwijfeld vol sarcastische complimenten en subtiele verwijten, liggen te wachten op mijn bureau. Pisang, ik ben de pisang. Opinies zijn er natuurlijk ook om te negeren, die van mijn baas net zoals die van mijn ondergeschikten.
‘Pappie moet maar eens voor schone billen gaan zorgen,’ prevel ik en ik loop de trap af. Spichtige armpjes strekken zich naar me uit aan de andere kant van het kinderhekje. Pik me op, eisen ze en ik geef natuurlijk gehoor.
‘Pipi!’ klinkt het verwijtend. Gepikeerd slaat mijn zoon met zijn vuistjes op mijn schouder. ‘Pappie stout!’ Pisgeuren dringen mijn neus binnen, plasvlekken de mouw van mijn nieuwe overhemd. Pappie herinnert zich nu dat ze vandaag uitproberen of zoonlief groot genoeg is om het zonder luier te kunnen. Typisch.